Het wetsvoorstel Fiscale Vereenvoudigingswet 2017 (Kamerstuknr. 34 554, Stb. 2016, 546) beoogt de burger betere rechtsbescherming te bieden tegen de beslissing op een verzoek om kwijtschelding en tegen de beslissing op een verzoek om uitstel van betaling. In plaats van de huidige mogelijkheid van administratief beroep, zal - naar analogie van de rechtsbescherming tegen belastingheffing - bezwaar bij de invorderende instantie, beroep bij de rechtbank, hoger beroep bij het gerechtshof en beroep in cassatie bij de Hoge Raad mogelijk worden gemaakt.
Hiermee worden ook de wettelijke beslistermijnen in de Awb van toepassing; dat is doorgaans zes weken. Ook behoort het vorderen van een dwangsom wegens niet tijdig beslissen tot de mogelijkheden van de bezwaarmaker.
De wet is aangenomen en gepubliceerd, maar dit onderdeel treedt pas in werking bij Koninklijk Besluit. Naar verwachting zal de inwerkingtreding niet plaatsvinden voor 2030. Mede door de gevolgen bij invoering voor de vraag op capaciteit van de rechtbank.
In de kabinetsreactie op het rapport ‘Ongekend onrecht’ over de toeslagenaffaire (Kamerstukken II 2021-2022 35 510, nr. 4) is toegezegd de invorderingsstrategie van Toeslagen en de Belastingdienst tegen het licht te houden. Hierbij worden de maatregelen rond stroomlijnen van de invorderingsregelgeving voor toeslagen en belastingen (Stroomlijnen Rood Blauw) – die opgenomen zijn in de Fiscale Vereenvoudigingswet 2017 – heroverwogen. Hierbij wordt onderzocht welke onderdelen, al dan niet in aangepaste vorm, wenselijk zijn voor de burger.
In het kader van de hersteloperatie toeslagenaffaire is een wetsvoorstel (kamerstuknummers 36 151) ingediend, dat voor slachtoffers van de toeslagenaffaire onder andere een speciale regeling voor kwijtschelding van belastingen biedt. In het inmiddels gewijzigde wetsvoorstel (Kamerstukken I 2022-2023, 36 151, nr. A) wordt een nieuw artikel 26a Invorderingswet voorgesteld, dat inhoudt dat ambtshalve kwijtschelding wordt verleend van het bedrag dat op 31 december 2020 openstond van een belastingaanslag. Ook later opgelegde aanslagen voor belastingjaren vóór 1 januari 2021 komen voor de ambtshalve kwijtschelding in aanmerking. De ontvanger moet de kwijtschelding verlenen binnen drie maanden na inwerkingtreding van de wet. Als een gedupeerde na 31 december 2020 toch een bedrag heeft betaald voor de op die datum openstaande aanslagen, moet de ontvanger dit terugstorten. Tevens wordt het kwijtscheldingsbesluit voor de slachtoffers van de toeslagenaffaire voor bezwaar en beroep vatbaar gemaakt. Deze bepaling wordt van overeenkomstige toepassing verklaard voor gemeentelijke, provinciale en waterschapsheffingen.
Voor andere personen dan slachtoffers van de toeslagenaffaire wordt vooralsnog geen aanpassing geregeld, daarvoor is het wachten op inwerkingtreding van artikel XIII van de Fiscale Vereenvoudigingswet 2017, Stb. 2016, 546.
Het werkproces zal moeten worden ingericht op de nieuwe rechtsbeschermingsmogelijkheden. De capaciteit van de bezwaar- en beroepsafdeling zal mogelijk moeten worden uitgebreid. In verband met de nieuwe beroepsmogelijkheden bestaat de kans dat de proceskostenvergoedingen die in verband met de beroepsprocedures moeten worden uitbetaald zullen stijgen.
Voor de uitvoering van de ambtshalve kwijtschelding voor de slachtoffers van de toeslagenaffaire zal geïnventariseerd moeten worden welke belastingplichtigen dit betreft en welke bedragen er op 31 december 2020 openstonden van die belastingplichtigen.
Art. 26a Invorderingswet is in 2022 in werking getreden, Stb. 2022/433 en 434. Voor de bezwaar- en beroepsprocedure bij kwijtschelding en uitstel van betaling is het wachten op een definitieve ingangsdatum. Dit zou mogelijk tussen 2028 en 2030 kunnen spelen.
Ministerie van Financiën, Ministerie van Justitie en Veiligheid